Lichaamssamenstelling en beweging: sleutel tot beter verdraagbare chemotherapie?

Hoe beïnvloeden spiermassa en beweging de bijwerkingen van chemotherapie? Een studie aan VUB en UZ Brussel onderzoekt of lichaamsbouw en fysieke activiteit helpen om chemotherapie-bijwerkingen te voorspellen.


Auteur:

Nele Adriaenssens1,2  (nele.adriaenssens@vub.be),

Len De Nys1,2  (len.de.nys@vub.be)

1Medisch Oncologisch Centrum, Universitair Ziekenhuis Brussel;

2Rehabilitation Research group, Vrije Universiteit Brussel.

De laatste jaren groeit het besef dat kinesitherapie een cruciale rol speelt binnen de oncologische zorg. De opkomst van exercise oncology heeft de aandacht gevestigd op de positieve effecten van lichaamsbeweging voor, tijdens en na kankerbehandelingen. Kinesitherapeuten beschikken over de expertise om fysieke beperkingen en bijwerkingen van kankerbehandelingen te verminderen en patiënten te begeleiden in het behouden van hun fysieke functioneren. Dit kan variëren van het ondersteunen bij vermoeidheidsklachten tot het verbeteren van de mobiliteit en spierkracht, waardoor de levenskwaliteit van patiënten aanzienlijk toeneemt.

Om de rol van kinesitherapie in kankerzorg verder te versterken, werd in 2022 de ABCIG Oncology Physiotherapy opgericht, een Belgische werkgroep die zich richt op de ontwikkeling van richtlijnen en kennisdeling binnen de kinesitherapeutische gemeenschap. Prof. dr. Nele Adriaenssens, een van de oprichters, vertegenwoordigt België ook in de thematische werkgroep ‘cancer’ van de European Region of the World Physiotherapy. Onder haar mandaat werd een rapport gepubliceerd waarin de wetenschappelijke evidentie en klinische richtlijnen voor kinesitherapie bij kankerpatiënten werden samengevat.

Uit dit internationale werk blijkt duidelijk dat kinesitherapie een breed scala aan voordelen biedt, gaande van het verminderen van kanker-gerelateerde vermoeidheid tot het aanpakken van chemotherapie-geïnduceerde neuropathie en spierverlies. Het vroegtijdig integreren van kinesitherapie in het zorgtraject van kankerpatiënten kan niet alleen functionele beperkingen verminderen, maar ook bijdragen aan betere behandeluitkomsten en een hogere therapietrouw.

Chemotherapie en bijwerkingen: meer dan een medische uitdaging

Paclitaxel wordt vaak ingezet als chemotherapie bij borstkanker, maar de behandeling gaat gepaard met bijwerkingen die de therapie kunnen bemoeilijken (figuur 1). Veel patiënten ontwikkelen perifere neuropathie, wat leidt tot tintelingen, pijn of gevoelloosheid in de ledematen. Anderen ervaren neutropenie, een verzwakt immuunsysteem dat hen vatbaarder maakt voor infecties. Wanneer deze bijwerkingen te ernstig worden, moeten artsen soms de dosis verlagen of de behandeling tijdelijk onderbreken.

Dit heeft niet alleen een directe impact op de effectiviteit van de therapie, maar kan ook psychosociale gevolgen hebben. Angst voor herval en onzekerheid over de behandeling spelen een grote rol in het emotioneel welzijn van patiënten en kunnen bijdragen aan depressieve klachten. Bovendien verhoogt de frequentie van ziekenhuisopnames en bijkomend medicatiegebruik de belasting op het zorgsysteem. Het begrijpen van de factoren die deze bijwerkingen beïnvloeden is dan ook essentieel om zowel de medische als de psychosociale impact van chemotherapie te beperken.

Figuur 1: Vaak voorkomende nevenwerkingen van veel gebruikte chemotherapie. Vertaald van Al-Mahayri et al., Front. Pharm, 2020 

Het PABTOX-project: waarom lichaamssamenstelling telt

Het PABTOX-project, een samenwerking tussen de Vrije Universiteit Brussel, het Universitair Ziekenhuis Brussel en de Universiteit Gent o.l.v. prof. Nele Adriaenssens, onderzoekt hoe spiermassa, vetmassa en fysieke activiteit de tolerantie van paclitaxel beïnvloeden. Momenteel wordt de dosis chemotherapie berekend op basis van lichaamsoppervlakte, maar dat houdt geen rekening met verschillen in lichaamssamenstelling.

Twee patiënten met een vergelijkbare lichaamsoppervlakte kunnen bijvoorbeeld een totaal andere lichaamssamenstelling hebben. De ene heeft een hogere spiermassa, terwijl de andere meer vetmassa heeft. Dit kan invloed hebben op hoe paclitaxel wordt opgenomen, verdeeld en afgebroken in het lichaam, en mogelijk ook op de kans op bijwerkingen. Toch wordt deze variabiliteit vandaag niet in rekening gebracht bij de dosering van chemotherapie.

Om dit verder te onderzoeken, worden in deze studie veertig vrouwen met borstkanker gevolgd terwijl ze een behandeling met paclitaxel ondergaan. De onderzoekers meten hun lichaamssamenstelling met DXA-scans, een methode die als gouden standaard wordt beschouwd voor het in kaart brengen van botdichtheid, vetmassa en vetvrije massa. Daarnaast wordt bio-elektrische impedantieanalyse (BIA) gebruikt om aanvullende informatie te verkrijgen over spierkwaliteit en hydratatiestatus, wat relevant kan zijn voor de manier waarop paclitaxel in het lichaam verwerkt wordt.

Naast deze metingen dragen de deelnemers activity trackers om hun dagelijkse fysieke activiteit objectief te registreren. Verder worden vragenlijsten afgenomen om de impact van de therapie op hun levenskwaliteit en bijwerkingen te evalueren. Ook bloedstalen worden geanalyseerd om te achterhalen hoe paclitaxel zich verspreidt en afbreekt in het lichaam.

De link tussen beweging en chemotherapie

Een bijzonder innovatief aspect van PABTOX is het onderzoek naar exercise-pharmacology, een discipline die bestudeert hoe lichaamsbeweging de werking en toxiciteit van medicatie beïnvloedt. In samenwerking met de Universiteit Gent wordt een farmacokinetisch-farmacodynamisch (PK-PD) model ontwikkeld, dat helpt begrijpen hoe lichaamsbeweging de opname, verdeling en eliminatie van paclitaxel beïnvloedt (figuur 2).

Figuur 2: Dit schema illustreert het verschil tussen farmacokinetiek (wat het lichaam met het geneesmiddel doet) en farmacodynamiek (wat het geneesmiddel met het lichaam doet).

Dit is een relatief nieuwe benadering, maar het potentieel ervan is groot. Door te onderzoeken of beweging de absorptie, distributie, metabolisering en excretie van chemotherapie kan beïnvloeden, kan er in de toekomst mogelijk een gerichtere aanpak ontwikkeld worden om chemotherapie beter te verdragen. Dit zet de deur open voor verder onderzoek naar gepersonaliseerde interventies, zoals fysieke training en voedingsstrategieën, om de bijwerkingen van chemotherapie te minimaliseren en de therapietrouw te verhogen.

Wat willen we bereiken?

Het belangrijkste doel van deze studie is om te achterhalen of lichaamssamenstelling en fysieke activiteit een invloed hebben op de ontwikkeling van bijwerkingen tijdens paclitaxelbehandeling. Als de hypothese wordt bevestigd, kan dit de basis vormen voor vervolgonderzoek, waarbij interventies zoals oefenprogramma’s en voedingsstrategieën getest worden om de tolerantie voor chemotherapie te verbeteren. Het PK-PD model zal ook gebruikt worden om patiënten te identificeren die een hoger risico lopen op het ontwikkelen van toxiciteiten om zo preventief te werk te gaan.

Dit onderzoek draagt bij aan een beter begrip van hoe lichaamsbeweging en spiermassa chemotherapie beïnvloeden en onderstreept het belang van een gepersonaliseerde aanpak binnen de oncologische zorg. Voor kinesitherapeuten betekent dit dat zij een essentiële rol kunnen spelen bij het begeleiden van patiënten voor, tijdens en na hun behandeling, en zo kunnen bijdragen aan een betere levenskwaliteit en therapietrouw.

Dit onderzoeksproject wordt mee gerealiseerd met de steun van Kom op tegen Kanker (project ID: 13163).

 

Bronvermelding:

Adriaenssens N et al., The role of physiotherapy in cancer care in the europe region: A position paper of the cancer working group of europe region world physiotherapy (Edisciences 2023) (link)

De Nys L, et al. Dose-Limiting Toxicities of Paclitaxel in Breast Cancer Patients: Studying Interactions Between Pharmacokinetics, Physical Activity, and Body Composition—A Protocol for an Observational Cohort Study (Cancers 2025)​ (https://www.mdpi.com/3108978)

 


  • WVVK